Een verhaal over hebzucht en vooral over twee hele grote dampende drollen.
Manon Uphoff (Utrecht, 1962) groeide op in een gezin met dertien kinderen op een bovenwoning, waardoor ze zich wel móest wapenen met woorden om van zich af te bijten. Manon ging op haar zestiende van school en op kamers om uiteindelijk toch literatuurwetenschap te gaan studeren. Op haar 31ste debuteerde ze met het verhaal Poep, dat je maar beter niet onder het eten kunt lezen, gevolgd door de verhalenbundel Begeerte (nominatie AKO Literatuurprijs) Ze schrijft romans, essays en novellen maar is vooral bekend van haar korte verhalen. En van zich afbijten doet ze nog steeds: in haar verhalen brengt ze grote, tegenovergestelde emoties als haat en liefde en macht en onmacht onverbloemd in beeld.